Klas 7: Ouderschap vanuit het zielsbeleven

 

 
Hier zien we ouders die mensen zien als zielen die in een lichaam leven. Dood gaan en geboren worden is slechts een vormverandering voor de ziel. Als hun kind geboren wordt zien ze dit als een incarnatie van een ziel. Ze zien hun kind als een kind dat veel wijsheid en inzicht meebrengt naar dit leven.
 
Ze helpen hun kind openbloeien in zijn hele zielepotentieel zodat het zoveel mogelijk kan ervaren en leven. Ze bemoeien zich zo weinig mogelijk met hun kind want ze hebben veel vertrouwen in de zielewegen. Ze helpen hun kind zich te hechten aan zichzelf, voor deze ouders is dit heel vanzelfsprekend. Het kind is wel uit hen geboren, het is wel klein en afhankelijk maar het is een ziel die haar eigen wijsheden en inzichten in het leven meebrengt.
 
Ze zijn als ouders toegewijde begeleiders die ervoor zorgen dat alle expressies van hun kind vrij naar buiten mogen komen. Ze zorgen ervoor dat ze de puurheid van hun kind zo goed mogelijk beschermen zodat het kind niet beschadigd en vertraagd wordt in zijn groei door allerlei conditioneringen die zowel in hen als in de wereld leven.
 
Voor deze ouders staat een kind nog veel dichter bij het  goddelijke en bij het zuivere leven. Ze zien dat zij als volwassene hier reeds verder van verwijderd zijn en belast zijn met vele conditioneringen. Hun kind is voor hen hun model van openheid, liefde en vertrouwen in het leven.
 
Ze leren hun kind in een lichaam leven en alle mogelijkheden ervan benutten. Ze leren hem ook omgaan met de beperkingen van een lichaam dat zowel vreugde als pijn kent. Ze leren hem in zichzelf een draagvlak voor zijn vreugde en pijn te vinden en om te gaan met alle tegenstrijdige gevoelens die in hem leven en eigen zijn aan een leven op aarde.
 
Ondertussen delen ze hun leven met hun kind zodat het getuige kan zijn hoe twee mensen een leven vorm geven vanuit hun liefde en hun kracht. Daarbij laten ze hun kind ook aanwezig zijn als ze liefdevol met elkaar zijn zodat hun kind een model voor liefde heeft. Vanaf zijn geboorte is er diep respect voor de stilte in het kind. Deze ruimte voor de stilte wordt later verder gezet in meditatie waarbij de ziel zich rechtstreeks uitdrukt en tot het lichaam spreekt.
 
Het kind groeit op en blijft zichzelf trouw. Zijn puberteit is een verder openbloeien van wat in hem leeft. In deze periode gaat hij de seksuele kracht in zijn leven integreren op een natuurlijke manier. Er zit geen schuld of schaamte op. Als volwassene staat hij met zelfvertrouwen in zijn leven. Zijn eigenwaarde komt van binnenuit en in alles voelt hij zich een gelijkwaardige en unieke ziel.
 
Hij vergelijkt zijn levenspad niet met dat van anderen want dit levenspad heeft hij zelf gekozen en ook andere paden zijn hem bekend. Hij ervaart diep mededogen met de verschillende levenspaden die mensen kiezen, en weet dat geen enkele beter of slechter is en dat we allen deze levenspaden kennen vanuit vele levens. Hij kent geen angst voor lijden en dood want doodgaan is slechts het loslaten van het stoffelijk leven terwijl de ziel, verrijkt met de ervaringen en inzichten van dit leven, haar zieleweg verder gaat.


^ Naar boven